zondag 23 december 2012

Weerom

*

Op straat vlogen de kinderen om me heen. Rechts, links, zijwaarts - nee, diagonaal - bewogen ze. Groepjes werden gevormd, tikkertje hier, verstoppertje daar, iedereen stoof uiteen. En te midden van die chaos, tussen gescheurde broeken en grauwe T-shirts stond ik.

Ik liep voorzichtig, stap voor stap vooruit, een ander, ongestadig toekomst tegemoet. In de verte kon ik de lage huizen zien, schots en scheef, kriskras door elkaar en nooit parallel aan elkaar. Ik liep er recht op af, de kinderen met vuile nagels achter me, hun geluid bleef nog overal om me heen dwalen en achtervolgen.

Ergens te midden die reis, die tergelijke stappen die ik monotoon zette, bonsde mijn hart in een vast, hard ritme die ik lang niet had gehoord. Het was grappig hoe alles opeens zo stil kon vallen. Alleen mijn hart hoorde ik nog - ik hief mijn hand en klopte op de deur.

Achter mij zwommen de kinderen in de lucht met zwaaiende armen en maaiende voeten op morsige straatstenen - en zelfs de straatstenen waren niet in een vast patroon met elkaar verbonden, maar hier en daar willekeurig verspreid. Ik had van steen naar steen gesprongen.

Maar wacht, de deur ging open - een oud vrouwtje met haar hoofddoek half vastgebonden keek me met donkere ogen aan.

'Kan ik je helpen?' vroeg ze.

'Ik weet het niet,' zei ik.

*

De theeglazen hadden roosjes op de zijkant, maar waren vervaagd. De groene stelen waren schemerig zichtbaar door de donkere, bittere thee waar je aan nipte.Die donkere ogen tegenover je hadden opgelicht, verwonderd en ongeloofwaardig. En nu stond ze tegenover je met die houding en stille vragen: Wat kan ik voor je doen?

Je wilt zoveel dingen bespreken.

Je wilt verloren tijd inhalen, al die jaren, die jaren en maanden en weken...

Waarom had het zo lang geduurd?

De zon viel in kieren door de rafelige gordijnen naar binnen en je kon de vlekken op de bank zien - met je vinger zou je ze traceren. Opnieuw en opnieuw tot je moed had verzameld en de woorden uit je mond kon stuwen.

'Kan ik mijn broer zien?'

Natuurlijk kon dat.

*

Hij maakte geen oogcontact met je. Hij snoof zijn neus op toen hij je glimmende schoenen en schone kleren zag. Woorden kon je uit ogen aflezen: rijkeluiskind, verwend aapje, wat kom je hier doen?

Je boog je hoofd voorover en klemde je handen. Hij keek je strak aan met diezelfde donkere ogen die jullie samen deelden.

En een tijdje later hoorde je hoe de deur dichtsloeg.

*

Ze friemelde met haar hoofddoek en je wilde uitreiken met je hand naar haar handen om ze stil te zetten. Buiten klonken de krekels luid en onmisbaar. Je schreef je nummer op een papiertje. Ze vouwde het driemaal en stopte het weg in de zak van haar fleurige rok.

Op weg naar huis - het huis waar je was opgegroeid door familie dat eigenlijk geen familie was - zag je (ooit gekleurde, maar nu vervellende) fietsen hier en daar tegen de muren zuchtend leunen. Je schopte een aantal roerloze stenen weg. Je schoenen zijn stoffig maar je vond dat niet erg en bleef lopen. De schaarse straatlantaarns vormden plassen van licht op de grond waar je niets uit kon lezen. Maar je bleef lopen en bewegen zonder afscheid te nemen.

Een raam klapte open, een kind rende snel naar binnen en de moeder schreeuwde een aantal woorden.

'Ik zie je gauw!' zei het kind tegen zijn vriend.

De geluiden stierven weg, spoorloos en al vergeten, maar opgeslagen in je hamerend hart.

Verderop, waar je auto stond geparkeerd, veegde je het stof van de ramen weg. Een raam was ingeslagen, scherven waren binnengevallen en verspreid over de achterbank. Door je binnenraam volgde je de elektriciteitspalen met je ogen.

De weg voor je rekte zich eindeloos vooruit en lineair, samen met de draden tussen de elektriciteitspalen. Je volgde ze met je ogen, tot het einde uitgestrekt. Het geluid van de kinderen gonsde nog in je oren, terwijl je in het duisternis naar huis reed met bescheiden woorden in je hart en hoofd.

*

'Ik zie je gauw,' zei het kind.


end


WeeromLet op: Spelling (deels) uit 1864: [bijwoord] op nieuw, nog eens; terug.

vrijdag 5 oktober 2012

Geprobeerd

Inspiration from a really weird song. Here it is. A really short (love)story.

Niet gecontroleerd op spelfouten, sorry. Hope you enjoy


________

Op straat tussen wemelende mensen – die ademen snel en gejaagd – blijf ik bezwaard met lood in mijn schoenen staan. Kilte sluit om mijn keel, spijt trekt aan de koorden en ik kan niet ademen – ik zak op mijn knieën, midden op straat, te midden de massa die nooit gestaag beweegt.

God, wat heb ik gedaan?

Ik adem uit en ik adem in, maar het helpt niet want herinneringen flitsen met de snelheid van licht door mijn hoofd en ik voel het in mijn handen, in mijn gezicht, in mijn trillende vingers, afgebeten nagels – overal, overal en overal in mijn hart, in alle hoeken en gaten waar de gloed van onze liefde had bereikt.

Wat heb ik gedaan?

Ik beweeg loom, ik sta op. En ik loop. Met de massa mee.

Thuis verwateren de ketenen om mijn hart. Ik kan ademen. Ik kan in de spiegel kijken (en dat is van levensbelang).
Thuis, in een vierkanten doos omringd door vaste muren die nooit bewegen, kan ik een monster zijn. Emoties kunnen mij niet straffen en ik kan als een gewetenloos monster overal bewegen en leven. Maar alleen in mijn huis, waar de gordijnen nooit opengeslagen worden, ramen niet gezeemd worden en de schoonmaker elke week langskomt.

Ik kan haar parfum ruiken – of was dat haar zeep? Haar shampoo, haar wasverzachter? Herinneringen en emoties wikkelen zichzelf om mijn strot waardoor ik naar adem grijp met nutteloze handen. Alles loopt in elkaar, plaatsen verwar ik met tijdstippen, geuren met beelden die niet bij elkaar horen.


Ik heb het geprobeerd. Maar de echte waarheid – de enige echte die uniek is – glipt uit mijn handen, uit mijn mond. Ik sla met mijn vuist tegen de spiegel; splinters en glasscherven vermengen zich en hechten zich vertrouwd aan mijn hand.

Ik heb het geprobeerd.

Maar alles viel uit elkaar en kon nooit bij elkaar gebracht worden omdat de deeltjes niet meer in elkaar pasten.

En misschien is het een misdaad om een hart te breken, maar ik heb het geprobeerd.

Dit is het einde van mijn verhaal, ik sluit de deur, de gordijnen blijven dicht.
Maar het licht beweegt, donker, intens en soms lichter als ik mijn ogen opensla. Dagen passeren in een vogelvlucht en ik duik met mijn neus in boeken waar ik woorden uit kan lezen die betekenis hebben. Woorden met een betekenis geven een betekenis aan dit leven – en misschien kan ik zo proberen verder te leven.

-einde-

Waar ga ik heen?


Probeer zachtjes te ademen.

drie, twee, één
drie, twee, één,
waar ga ik heen?

stap omhoog, stap omlaag
ik adem traag en bedaard

en voorzichtig, tree voor tree
klimmen, groeien
niet vallen, pas je op?

en dan, slip je
hou je hart vast
gooi jezelf,
los van ketens,
tuimel oneindig door
en door, door tot drie, twee, één,
drie, twee, één

waar ga ik heen?

zaterdag 8 september 2012

In vuur

papier was immers eindig
het brandde tijdig
het Vuur sputterde
in kluwen onverstaanbaar

en ik maakte mijn woorden waar
kerfde ze in mn handen
palmen glad en geribbeld
met gleuven, bergen en dalen
in lussen, altijd verbonden
stak ik ze allemaal in brand

papier was immers eindig
maar mijn handen spraken
en brandden eeuwig
in het Vuur verlamd

donderdag 26 juli 2012

Ik kies zorgvuldig

ik kies zorgvuldig
wat ik wil bouwen
en afbreken, want
ik kan momenten van geluk
brouwen en delen

maar soms kijk ik
te vaak achterom en verdwaal ik
als een kind
in een wirwar van herinneringen
die ik niet kan delen

ik trek aan touwen
in kluwen, met elkaar verbonden
maar toch ergens in de vergetelheid
verloren
en gevonden

dinsdag 26 juni 2012

Advies


vraag, en gij zult
antwoord krijgen, doch
geen garantie
op succes, noch
geluk

misschien lukt
het wel, of toch
niet, maar dat
deert niet

ik verplicht
mijn hart, deels ziel
in het licht van alles
niks

want uiteindelijk
wint het hart en
verlies
ik

maar dat geeft niet

want gesloten deuren
blijven (in mijn hart)
altijd dicht

vraag en gij zult
tegen een gesloten hart
stoten, met het verstand
volledig open

dinsdag 19 juni 2012

Ik heb alles, ik heb niets

Ik heb alles, ik heb niets.
Alles is behaalbaar en toch
mis ik iets.
Ik poch
niet. Wat ik bezit
is te veel en te weinig;
Hier slechts tijdig,
want in het einde - Alles wit.
Blank, volkomen verdwenen.
Weg - Weggefietst.
Ik zei toch tegen
jou: Ik heb alles, ik heb niets.

vrijdag 8 juni 2012

Waar alles ligt


ik verstop me onder smoesjes
dekbedden, kussens en dutjes
met mijn hoofddoek over mijn ogen getrokken

ik gluur door kieren
gesloten deuren, schuine ramen
met mijn oren open

ik probeer doof te zijn
voor wat ik niet wil horen
en blind
voor wat ik niet wil zien

want iedereen weet
hoe ik ben, hoe jij bent
maar niemand weet
eenmaal
wat ik voel


kijk dan uit het raam, roep ik
gedonder en soms wat regen
in de avond, wie maalt er om?

niet ik, want al wordt
de hemel af en toe opgelicht
de tuin voor ons huis verlicht
mijn hart
en mijn ogen, oren, en mond
blijven dicht

en alleen ik
weet waar alles
(zoals het hoort)
ligt

maandag 4 juni 2012

Niet zo verwacht



O, zei ik
dus zo voelt een gebroken hart
ik had het niet zo intens
verwacht

want ’s avonds is het laat
maar niet passerend genoeg
en ik heb zoveel tijd
maar nooit veel te doen

ik dacht:
ik voel me wel eenzaam
en een beetje alleen
misschien wel meer dan
voorheen

maar mijn lach is te zacht
hoor ik
en mijn glimlach niet lang genoeg
zie ik

o, zucht ik
want zo voelt
een gebroken hart

zaterdag 28 april 2012

De rijkste man op aarde en ik


Vrijdagmiddag doe je me nooit pijn.

Zaterdagochtend begint altijd te vroeg met lange rijen in de supermarkt voor de kassa, met de massa die zich gestaag voortbeweegt.
Zoon nummer één en dochter nummer drie hangen aan mijn zwarte rok. De één trekt aan mijn arm – ‘Mogen we dit keer een zakje Snickers?’ vraagt een bedeesd kind. Nee, schudt mijn hoofd, want papa wilt dat niet.
Appels rollen over de grond en ik ren er achter aan, dansen op sokken met gaten verborgen onder zwarte laarzen met afgeslepen hakken. Broertje nummer één en zusje nummer drie rennen achter me aan.
Ik bel aan.
Mama doet open.
In dit huis herinnert niemand vrijheid. Er bestaat enkel werk en geld. Dat er niet is. Of juist net te weinig, maar nooit net iets te veel voor een zakje Snickers of een voetbal voor een potje op straat.
Ik blijf voor mijn kamer – het is nooit mijn kamer – staan. In mijn kamer bestaat er geen vrijheid, behalve als iedereen naar school is. (En ik pas laat hoef op te staan.)
Zondag verstrijkt langzaam en stil, met vogels in de lucht die ik observeer uit het raam. Een  glas thee ontleent zijn warmte zich aan de ruimte om zich.
Maandag, dinsdag en woensdag passeren in een vlucht, zo snel dat ik niet eens bij mijn handelingen en gedragingen kan stilstaan. Vragen of denken doe ik niet. Werken, dat doe ik, met ogen open en soms gesloten, in een waas. Misschien zal het donderdag anders zijn.
Maar de volgende dag schijnt de zon net te fel en direct uit het raam zonder gordijnen. Donderdag is koopavond en ik sta dan graag achter de kassa. In de avond, half negen stipt, vertrek ik met mijn jas strak geknoopt, richting huis. Vijf kilometer binnen vijfenveertig minuten, soms achtendertig als ik ren. Zo snel loop ik. Het avondgebed heb ik weer gemist.

Thuis zingen we in een kring, zusjes en broertjes klappen in hun hand en wiegen met hun hoofd. Ik ben dochter nummer één; ik doe alles voor en zij doen mee. Om en nabij vijf over elf doet papa de deur open en stormt broertje één door de kamer heen, rechtstreeks in zijn armen. Ik klamp mijn handen om mijn knieën en blijf met een verstard blik dit optreden gadeslaan. Ik glip – altijd - ongemerkt  weg en de deur van mijn kamer sluit met een ongemoeide klik.

Ik slaap met mijn ogen dicht; ik tuimel in duisternis en struikel erover bij het aanbreken van het ochtendlicht.
Vrijdagmiddag doe je me nooit pijn, want mijn moeder ik; mijn broers en ik; mijn zussen en ik, staan in de moskee. De afstand tussen de gesluierde vrouwen met terneergeslagen blikken, en ik, overbrugt de muur tussen jou en ik.
Vrijdagmiddag doe je me nooit pijn, want dan bestaan alleen God en ik.

dinsdag 24 april 2012

Wat spreek je zacht

Wat spreek je zacht
ik versta je nog
net niet
met mijn vuisten gebald
en gepropt.

Ik duw hard en
ik luister ook
zo hard en stevig
naar je
hart
onder je
graf.

Het lijkt nog gisteren
toen ik je riep.

Ik vouw mijn handen
om scherven
van je hart
en
ik bid.

dinsdag 10 april 2012

Toch één woord

dus ik weet niet wat ik zou moeten schrijven
misschien een belofte in goud graveren
en mijn gum met diamant slijpen

ik wil graag weten hoe al mijn woorden blijven
mijn papier moet niet brandbaar noch
houdbaar zijn, ik kan het niet uit het oog verliezen
en in niemendal laten verdwijnen

wat een medelijden heb ik, ik kijk niet meer toe
doch mijn letters treiteren mijn papier en
ik verlies mijn grip over elk woord

letter voor letter
woord voor woord
ontleen ik mijn macht
aan blanco zinnen
in een koord

ik geef geen gehoor
aan flikkerende letters
een slippend woord

ik schrijf
wemelende letters
maar toch
één woord

zondag 1 april 2012

Amfibie in je bil

Amfibie in je bil.

Het was de bedoeling dat ik zondag 1 april zou toewijden aan het ontruimen van mijn kast. Broeken met wijde pijpen die destijds nog konden, zigeunersrokken in felle kleuren die ik had gehaald van de markt in Konya en blouses met kant, steentjes en glittertjes aan de kraag (vraag me niet hoe ik die heb kunnen dragen) zouden moeten verdwijnen in de vuilniszak en gebracht worden naar Turkije. Mijn kledingkast is net een museum van herinneringen; ik kan nooit afscheid nemen van oude kledingstukken omdat ik ze altijd verbind met een bepaalde gebeurtenis. Positief en negatief. Vervolgens raakte ik moe en besloot ik even te gaan zitten. Toevallig bleek de stoel voor mijn bureaustoel in de buurt te zijn (het kan ook niet anders in een kamertje van 4 bij 3), met mijn laptop op de tafel. Ik sloeg het open en ik dacht: vandaag ga ik een stukje schrijven. Dus nu zit ik hier op mijn koude stoel, voor mijn laptop, in mijn pyjama, riekend naar zweet (ik moet altijd eerst mijn kamer opruimen EN DAN PAS douchen). Kun je het helemaal visualeren?

- een momentje waarbij de schrijver immens geniet van haar twee stukjes Céréal chocola -

Waar was ik gebleven? O ja, ik wilde het hebben over 1 april.

Ik hou van 1 april. Het is de dag waarbij je je creativiteit goed kunt benutten voor het smeden van ingenieuze grappen waar jaren later nog over gepraat wordt. Je hebt diverse grapjes.
Op school (als ik naar school ga) gebruik ik altijd: 'Hey man, je veters zitten los.' En meestal trappen ze er in, want daarvoor heb ik net bijvoorbeeld een heel serieus gesprek gehad over de capaciteiten van een vmbo-leerling in het voortgezet onderwijs.

Telefoongrappen zijn ook leuk. Een jaar terug (of was het twee jaar geleden) werd ik in de ochtend gebeld door een vriendin die me informeerde dat ik een betalingsachterstand had bij de sportschool. Ik raakte pissed off. Ik had net rond die tijd ruzie met de sportschool omdat ik wel had betaald terwijl ik ondertussen lastiggevallen werd door een incassobureau.

Bewijsstuk Q:

klik erop om het te vergroten


Een andere telefoongrap was op de HAVO. Mijn zusjes vriendin belde naar mijn moeder om door te geven dat mijn zusje was geschorst van school. Het was een memorabele dag.
(Papa belde linea directa mijn zusje.)

Zelf heb ik ook eens een telefoongrap gehaald door naar mijn tante te bellen en te zeggen - in een formele stem - dat ze geen vrij kon krijgen voor de zomervakantie. Natuurlijk viel ik meteen door de mand vanwege mijn stem.

Dan heb je de grappen die je echt goed plant. Het is al een paar dagen van te voren bedacht en het hele gezin doet mee. Dit is mijn favoriete 1-april-grap.
Destijds woonden we in een minder goede buurt. Een paar dagen van te voren had mijn moeder al gegrapt tegen onze buren dat mijn vader abrupt naar Turkije zou vertrekken. Ze geloofden het niet.
Het toeval wilde dat ze op 1 april bij ons op bezoek kwamen. Mijn moeder had mijn vaders koffer in de woonkamer klaargezet met zijn kleren erin. Onze buurman controleerde zelfs de koffer om te kijken of het niet leeg was. Ze trapten erin.

Het probleem met het uitvoeren van zulke grappen is het volgende: je moet goed kunnen acteren. Je moet de pokerface van Kristen Stewart kunnen overtreffen zonder jezelf over te geven aan lachkriebels. Ik heb daar moeite mee.

Ik heb vanochtend nog wel een flauw grapje kunnen uithalen bij mijn tante door te zeggen dat de neus van mijn nichtje bloedt. Ze schrok zich rot omdat mijn nichtje ook ziek was.

Een jaar terug kreeg ik allemaal foto's op Facebook te zien over de oorsprong van 1 april, dat het tegen de moslims was enz. Ik vond het tweederangs bullshit. Maar dat is mijn mening, want zulke mensen doen niet mee met 1 april maar vieren ondertussen wel hun verjaardag. (Nadere uitleg: toen ik op de islamitische basisschool zat, mochten we geen verjaardagen vieren omdat het haram was, omdat je geen kaarsen mocht uitblazen op je taart. Dus vierden wij onze verjaardag zonder kaarsen.)

Ik kom verder niet meer op 1 april grappen of iets daaraan gerelateerd, dus ik zal mijn column maar hier abrupt eindigen en verder gaan met het uitmesten van mijn kamer.

-abrupt einde-

zaterdag 31 maart 2012

Metrofilosofie

Origineel gepubliceerd op 14-12-2008


Soms als ik op straat loop en mijn fantasie op hol laat staan, komen daar de mooiste verhaaltjes, de meest dramatische scenario’s en de onmogelijkste dagdromen uit voort.

Natuurlijk ben je wel bewust van je omgeving. De mensen zijn bezig met het verrichten van een handeling: de een loopt; de ander leunt; deze wacht en die gaapt.

Er is echter één plek waar de fantasie op zijn best is.

De metro.

Het is december en bitterkoud. En voor de eenentachtigste keer vraag je je af of de metrobestuurders in de winter altijd zo wreed zijn om je genoeg te laten wachten in de snijdende wind. Je mompelt een paar lelijke woorden die ik hier niet zal noemen.

De metrobestuurders. Ja, een langzame, pijnlijke dood. Martelen ja, zeg ik met geknepen ogen.

Het bordje met de tijd van aankomst van de gammele metro geeft aan dat ie aankomt. De cijfertjes met als functie het geven van het tijdstip veranderen in bewegende autootjes. Drie autootjes. Soms zie ik er twee. Twee autootjes die bewegen. Wat is het verschil eigenlijk? Ik dacht altijd dat die met drie autootjes eerder aankwam, maar die hypothese was ook weer ontkracht.

Dus je stapt de metro in en zoekt een fatsoenlijk plekje. Fatsoenlijk? Ja.

Zelfs voor het kiezen van een plekje zijn er criteria.

  • Niet zitten naast een zwerver die stinkt als de welbefaamde Turkse pastirma, maar dan over tijd en constant zit te mompelen.
  • Niet zitten naast een kauwgom kauwende puber van 14 die schreeuwend aan haar mobieltje zit te vertellen over die ene jongen met een matje en krullend haar. ( Matje EN krullend haar, zeg ik je!)
  • Niet zitten naast iemand die de hele tijd snuift en constant aan zijn neus zit en vervolgens een zakdoek tevoorschijn haalt en dan toetert met zijn neus. Nietsvermoedende passagier ernaast springt in de hoogte. (Waarom zijn het altijd de Nederlanders die dit doen?)
  • Enzovoorts.
De beste zijn die stoelen voor één persoon. Dan zit je alleen. Niemand die je stoort, niemand die vraagt ‘Mag ik naast je zitten?’

Dus je hebt een mooi plaatsje gevonden. Je hebt je handschoenen aan, want met geen enkele mogelijkheid wil je de stangen aanraken, waar waarschijnlijk zoveel ontelbare bacteriën zitten dat je onbewust huivert.

De metro schokt – een teken dat hij begint te bewegen. Gedecideerd kijk je het raam uit. Een teken voor anderen om geen gesprekken met je aan te knopen over het weer. For Gods sake, het is december! Wat valt er over het weer te zeggen?

De metro glijdt en je fantaseert over van alles en nog wat. Het geroezemoes om je heen valt weg en je kijkt naar buiten. De beweging van de metro doet je denken aan de lucht. Je beeldt je in dat je een vogel bent; vliegend.

Je sluit je ogen om het te laten visualeren en je zucht.

Je opent je ogen weer en ziet dat je je bestemming bijna hebt bereikt. Je telt de seconden dat je gaat opstaan.
Nee… nu nog niet… Nog eventjes…

De metro gaat steeds langzamer en net wanneer die bijna gaat stoppen, sta je op. Je wankelt een beetje en daarna loop je naar de deur. Je drukt op het knopje – met je handschoen! – en je stapt naar buiten.

De gure wind verwelkomt je en in een rappe tempo loop je het station uit. Weg van het geluid, weg van de drukte en weg van de bron van je hemelse waanbeelden, terwijl de snijdende wind en de bittere kou je verwelkomen

Ach, treur niet, zeg je tegen je beteuterde ik. Morgen hetzelfde weer..




vrijdag 30 maart 2012

Een aparte manier van depressievorming

Origineel gepubliceerd op 14-03-2009

Naast de metro is er één ding dat ik hekel in het leven.

Bruiloften.

En dan niet de Nederlandse bruiloften die net zo pittig zijn als een broodje kaas en waarbij men uit zijn dak gaat – met de vingers in de lucht – op muziek van Frans Bauer.

Nee, ik heb het over de ergste soort: Turkse bruiloften.

En dan met name de Henna-avonden.

Het begint al met de uitnodigingen: mijn zusje komt dansend naar binnen met zo’n kaartje dat zo kitscherig mogelijk versierd is (hoe meer krullen en gouden versiersels, des te beter!)

Broedend vraag ik mij af op welke dag het is. En vooral waar en hoe laat. Is het in een klein, krap ruimte waar iedereen aan elkaar geplakt is en zweet de volle vrijheid heeft om overgebracht te worden? Of is het een grote zaal, met een dansvloer in het midden zodat de oude vrouwtjes met hoofddoekjes je met haviksogen bekijken om je te keuren als mogelijke huwelijkskandidaat?
Vroeger gingen vrijgezelle meisjes naar de hamam en de vrouwen daar keurden dan het lijf van het meisje goed. Nu is dat veranderd (want we hebben Godzijdank douches thuis) en is die traditie verschoven naar de danszaal.
Maar goed, de dag dat de uitnodiging (die soms uit zilveren versieringen bestaat voor de verandering) arriveert, is al als een donkere wolk die rampspoed voorspelt.

Een paar dagen later – en dit gebeurt op momenten waarbij ik juist bezig ben met iets, zoals huiswerk (dat is uniek!) zodat ik verstoord opkijk als ik geroepen word – komt mams mijn kamer binnenstormen om te zeggen dat vandaag die Henna-avond is.

Op dat moment stopt mijn brein. Ik raak verdoofd, ik word blank, ik weet het niet. Ik verstijf gewoon. En in die rare toestand dat mijn hersens verkeert, vormt één woordje: Fuck.

De eerste tekenen van depressie ben ik al gepasseerd: frustratie heerst.

Nadat ik tien minuten gedarteld heb in mijn kamer, besluit ik maar toch te gaan. En dan vormt die vreselijke vraag, die vraag die ik net zo veel haat als de stangen in de metro met ontelbare bacteriën:

Wat moet ik aan?

Tweede stadium van depressie: radeloosheid.

Kleding is altijd een discussiepunt geweest tussen mij en mijn moeder, omdat ik van simpel hou. En dat mag niet! Dat mag niet als je naar een bruiloft gaat. Het liefst draag je iets met satijn en felle kleuren, zoals geel met zwart. (Ben ik een bij, op zoek naar honing?) O, het moet ook strak zijn, om je figuur goed uit te laten komen, en met die heupen van mij zullen veel vrouwen dan waarschijnlijk denken: ‘Ja, zij heeft goede heupen, zij kan goed (en veel) kinderen baren.’

Nadat ik eindelijk – eindelijk is langer dan een uur – iets heb gekozen, komt het strijkwerk. En omdat ik de enige ben die thuis fatsoenlijk (op m’n ma na) kan strijken, moet ik alle kleding, dus inclusief die van mijn ma en mijn zusje, strijken. Nu dat achter de rug is, kan ik alles aantrekken.

Is het al afgelopen? Nee, ik dacht het niet. Want nu moet ik ook nog mijn hoofddoek doen. Welke stijl gebruik ik? Op welke manier doe ik het?
Nadat ik verscheidene minuten – verscheidene is hier minimaal een kwartier – geklooid heb met spelden en broches, is mijn hoofddoek ook pico bello.

Het wordt erger.

Want nu wordt het onderwerp aangesneden - het onderwerp waar vrouwen gek op zijn en eindeloos in winkels op zoek zijn: schoenen.

Niets is erger in het leven dan met twee vrouwen – genaamd je zusje en je tante – te gaan winkelen, op zoek naar het perfecte paar. Het liefst zwart, pumps, en weet ik veel wat. Ik heb dat nooit begrepen. Schoenen zijn in de eerste plaats slechts functioneel; maar als ik die ondraaglijke pumps draag die noodzakelijk zijn vanwege mijn pietluttige lengte van 1.55 (in mijn paspoort staat 1.54; toen ik mijn paspoort moest vernieuwen en de meneer achter de balie bij de gemeente dat vroeg, moest ik heel zenuwachtig lachen), vraag ik mij af waarom op bruiloften altijd pumps gedragen moeten worden.

Nadat ik eindelijk dus de juiste pumps heb, volgt er een discussie van vijf minuten met mijn zusje. Zij is er van stellig overtuigd dat pumps met zwarte maillots erg fout is. Zij heeft altijd van die dunne panty’s aan, maar die kan ik niet dragen omdat ik altijd het gevoel heb dat mijn voeten zweten. Als ik aan kniekousjes denk, beginnen mijn handpalmen al klam te worden.

Goed, ik heb dus die schoenen aan en met zijn allen proppen we de auto binnen. Het muziek is al van ver te horen en zoals gebruikelijk (want hoe moet je anders aan een partner komen hé?) staat er een mengelmoes van mensen bestaande uit pubertjes met peuken, kindertjes en wat oudere jongens buiten, voor de ingang.

Terwijl we zo snel mogelijk naar binnen snellen, mompelt mijn moeder een paar verwensingen die niet zo geschikt zijn voor andermans oren, maar toch subtiel zijn omdat ze tenslotte een Haci is.

Wij hebben nogal de neiging om laat binnen te komen, zodat we de eerste paar seconden een beetje verdwaasd – als schapen die geschoren worden – de zaal binnenkijken. Nadat we verwelkomd zijn door de moeder van het meisje of jongen, zoeken we naar bekende gezichten om bij hun aan tafel plaats te nemen.

Vakkundig maken we onze weg door de massa van stoelen, dartelende kinderen en mensen, om vervolgens plaats te nemen in stoelen. Of wachten op stoelen. De tafels zijn versierd met flessen Cola, Fanta en water, met daarnaast plastic bekertjes en een plastic schoteltje met Turkse koekjes en/of nootjes. (Hangt af van hoe genereus de familie is; als de familie gierig is, merk je het aan de merken van de drankjes en de afwezigheid van nootjes of fruit.)

Op de dansvloer gaat iedereen uit zijn dak en na een paar minuten verschijnt er een verwachtingsvolle blik in mijn zusjes ogen. Schuddend met mijn hoofd zeg ik nee. Mijn moeder zendt me haar fameuze blik des doods en met een zucht sta ik toch op. Na een paar dansjes ga ik terug naar mijn plek, om de meisjes te bekijken.

Het derde stadium van depressie volgt: onzekerheid.

Terwijl ik naar die meisjes en hun kleding kijk – ik laat hier even de manier van dansen achterwege – kan ik het niet helpen om mij een beetje mistroostig te voelen. Er is altijd wel één meisje dat dunner is, mooier gekleed is, een mooier uiterlijk heeft, waardoor ik mij dus onzekerder voel.

De rest van de avond breng ik op mijn stoel door, onzeker, nietig. Ik sta niet meer op en bekijk de mensen in de zaal. Ondertussen wordt er ‘halay’ gedraaid en zie je iedereen braaf in een rij staan. Huppen met die voeten, zwaaien met die armen, totdat iedereen helemaal rood in het gezicht is en het zweet in het rond vliegt. (Heb ik mijn antibacteriële handgel bij me?)

Als het liedje afgelopen is, druppelen één voor één de meisjes af, om gulzig water (of goedkope Cola en Fanta – hangt af van de krenterigheid) te drinken. Een paar meiden gaan naar de wc om daar – natuurlijk – stiekem te gaan roken, ook al staat er expliciet vermeld dat het verboden is om in de wc te roken. Volgens mij is dat net een traditie: roken in de meisjeswc.

Geen volgend stadium van depressie, maar wel herkenbaar: irritatie/woede.

De liedjes beginnen weer, en dit keer mag het bruidspaar van de volle aandacht van de zaal genieten. Heel mooi en schattig allemaal, maar die rotkotertjes rennen in het rond, zodat het paar geblokkeerd wordt in hun dans.

Don’t get me wrong, ik hekel kinderen niet, maar dat irritante gedrag – nou dat irriteert mij mateloos. Maar het zijn ook maar kinderen, hé? Het maakt niet of er een kinderzaal is, de moeders laten die kinderen vrij los. Nog een zorg minder voor die vrouwen; volgens mij doen ze dat expres. Misschien is dat ook waarom Turkse moeders in het bezit van jonge kinderen zo gewillig zijn om naar bruiloften te gaan.

Een klein applausje, dansen, pauze, dansen en eindelijk na een paar uurtjes kunnen we weg. Maar eerst moet mama naar buiten gaan – niet wij, want buiten staan die potentiële huwelijkskandidaten, weet je nog? – om met paps te telefoneren, zodat hij ons kan ophalen.

Zelfs het afscheid is al akelig, want daarbij moet er menig luchtkusjes uitgewisseld worden. En bij Merlijn, ik hekel kusjes. Ik ben nooit een persoon geweest die veel affectie toont, dus de gebruikelijke drie kusjes (PER PERSOON!, reken maar eens uit hoeveel dat zijn als het meer dan tien mensen zijn) zijn voor mij een ware kwelling voor mijn al depressieve ziel.

Buiten staan we rillend te wachten terwijl mijn moeder behoedzaam in de richting van de groep jongens kijkt. Mijn pa komt eindelijk aan en opgelucht stap ik de auto binnen.
Het eerste wat ik thuis doe, is de schoenen eruit trappen en omkleden in comfortabele kleding.

Soms kan ik nog de muziek horen gonzen in mijn hoofd en moet ik een paracetamol nemen. Misschien zouden ze dat na die henna-avonden moeten uitdelen.

Er is wel één voordeel aan dit soort avonden: je valt snel in slaap.

Maar -

’s Nachts word je bezweet wakker met een wilde, hysterische blik in je ogen:


‘Fuck, de echte bruiloft is de volgende dag…’