zondag 21 juli 2013

Naamloos

Er is iets mis met zijn voetstappen. Schaduw vlucht weg, licht kruipt in alle hoeken en verjaagt de strakke lijntjes om zijn mond. 

Er is iets mis met zijn trede, want hij loopt perfect op maat, zonder aarzeling en spijt.
Achter hem kleuren de tegels; rood krijst tegen grijs, druipt en kruipt in de kieren. 

En er iets mis met zijn ademhaling, zijn hart, zijn gedachten, geschiedenis, toekomst en gezicht, want hij kan alleen nog het heden zien. 

Moed is niet te vinden in zijn ogen,  noch triomf. Maar hij wilt van de daken schreeuwen wat hij heeft gedaan, kokhalzen, brullen en huilen. Maar moed ontbreekt, want zo is het leven, rond en strak, lang en onherroepelijk met elkaar verbonden, zodat alles loopt zoals het moet lopen en alles ook eindigt zoals het moet eindigen.

Nee, moed is niet te vinden in zijn lichaam, want elke vezel, elke atoom, elk klein deeltje waar hij uit is gemaakt, heeft hem gevormd en  gesmolten tot wat hij is.

*

Bloed is een merkwaardig ding.
Hij verwacht dat het zinderend is, zo heet dat blaren op zijn handen zullen ontspringen als hij ermee in contact komt. Het is niet waterig, noch stroperig, maar net tussenin.

Net tussenin.

Het glipt door zijn vingers, het blijft hardnekkig onder zijn nagels zitten, onbeweeglijk en spottend, ondanks alle schoonmaakmiddelen die hij onder de gootsteen bewaart.

Bloed is een merkwaardig ding, vooral als het bloed is dat je allebei deelt. Bloedsbroeders delen immers hetzelfde bloed, zoals tweelingen dat doen.

*

Dit is wat er schiet door zijn hoofd:

Een stilte bestaat nooit uit één ding. Er zijn duizenden gedachten en emoties die vechten. Ze duwen, trekken, slippen en zinken.  En soms lijkt het alsof hij maar één ding voelt – nooit spijt – maar dan glipt het weg en is de stilte weer alleen. 

Maar er moet een bepaalde betekenis hierachter liggen, sommige woorden moeten gezegd worden, zoals vaarwel, of tot ziens in hel, of doe mijn broer de groeten als je hem ziet.

Maar stilte gedraagt zich zoals het zich hoort te gedragen, leeg en onbreekbaar, fragiel en –

Dood is zoals het altijd is.
Kil, leeg en zonder betekenis. 

*

'Ik had eens een broer,' zegt hij.

'Je was enig kind,' zegt zijn vader.

'Doe mijn broer de groeten als je hem ziet,' zegt hij.

Zijn vader sluit zijn ogen.

*

Hij schiet.

*


Er is iets mis met zijn voetstappen.
Ze blijven bewegen, want hoe zal het leven verder gaan?
Hij belt 112 en –

'Mijn broer is dood –'

en

'Mijn vader is dood –'

en er iets mis met elke cel, elke atoom, want zijn longen maken gretig gebruik van de zuurstof, zijn voeten zetten stappen – en zijn ogen zien alles en niks.

Stilte vecht, bestrijdt alle indringers totdat hij niks voelt en hij weg ebt in de zee van stilte, uitgestrekt van de hemel tot de hel. 

Dat is, denkt hij, hoe het leven is, zonder toekomst en geschiedenis.

Geen opmerkingen: